Vous pensez qu'il y a une erreur sur ce lieu ?
Signaler une erreur
Vos retours sont importants pour nous. Si vous avez remarqué une erreur concernant ce lieu, merci de nous en informer pour que nous puissions la corriger.
Propriétaire de ce lieu ?
Nous récupérons automatiquement les informations disponibles sur votre lieu. Si jamais celles-ci ne sont pas correctes, connectez-vous gratuitement sur notre tableau de bord pour les modifier et bonus, accédez à vos statistiques détaillées.
Ce qu'en disent les utilisateurs
Autres lieux à voir autour
"POLLOCK-KRASNER HOUSE The East End has long inspired many artists, including Jackson Pollock and Lee Krasner. At the Pollock-Krasner House, the couple’s preserved home and studio in Springs, you can walk the floors where Pollock created his influential paintings. (pkhouse.org)"
@
"Het Pollock-Krasner House is te bezoeken van mei tot en met oktober, ruim op voorhand reserveren is verplicht via stonybrook.edu/pkhouse. Het is het best bereikbaar met de trein vanuit Penn Station in New York (2,5 uur), vanuit East Hampton is het een kwartier met de taxi. Dit is de laatste aflevering in een reeks over kunstenaars en hun tuinen. Pollock en Krasner kochten het huis in 1945 voor 5.000 dollar. Pollock liet de rotsen in de laatste fase van zijn leven opgraven. KUNSTENAARSTUINEN JACKSON POLLOCK Waar Pollock pannenkoeken bakte Op de vlucht voor de verleidingen van New York kwam schilder Jackson Pollock met zijn vrouw Lee Krasner op Long Island terecht. In zijn tuinatelier schilderde hij al zijn meesterwerken. Hij vond er een nieuw leven, maar ook een tragische dood. Tekst en foto’s Stijn De Wolf Je wandelt voorbij een paar hoge bomen recht de jaren 50 in. Het mag dan zomer zijn, de tijd blijft hier bevroren. Misschien komt het door het contrast met Manhattan, dat nooit slaapt, altijd dampt en waar we vanmorgen de trein namen, maar wat is de lucht hier zuiver, wat is het hier stil. Dit is Springs, een gehucht van East Hampton aan het eind van Long Island, de langgerekte landtong ten oosten van de stad New York. Het was hier dat schilder Jackson Pollock en zijn vrouw, kunstenares Lee Krasner, in november 1945 een thuis vonden. Tot dan toe hadden ze op Manhattan gewoond, aan East 8th Street in Greenwich Village. ‘In 1945 waren Jackson en Lee blut – Pollock was toen nog een onbekende naam – en brachten ze de zomer door in Springs, in een zomerhuisje dat een bevriend koppel huurde, kunstenaar Reuben Kadish en zijn vrouw Barbara’, vertelt Helen A. Harrison, die het museumhuis beheert. ‘Het deed Krasner dromen: wat als ze hier in de wintermaanden een huis zouden huren, weg van de stad en haar verleidingen? ‘Pollock vond het een vreselijk idee. Wat had hij hier te zoeken tussen al die landbouwers en vissers? Het was niet bepaald het middelpunt van de kunstscene en ze kenden hier niemand. Maar terug in de stad bedacht hij zich.’ Jackson Pollock, geboren in 1912 in Wyoming als jongste van vijf zonen, was opgegroeid op boerderijen in Arizona en Californië. In 1930 was hij in New York beland. Een jaar eerder had het Museum of Modern Art (Moma) er de deuren geopend, waar Pollock zandkunst van inheemse Amerikanen, Mexicaanse muurschilderingen en werken van Miró en Picasso leerde kennen. Pollock wilde aanvankelijk beeldhouwen, hij droomde ervan sculpturen te maken zo groot als Mount Rushmore met zijn vier presidentiële hoofden, maar hij koos uiteindelijk voor de schilderkunst. Jackson Pollock, The water bull, uit de Accabonac Creek series, 1946. collectie Stedelijk Museum Amsterdam Jackson Pollock, The water bull, uit de Accabonac Creek series, 1946. collectie Stedelijk Museum Amsterdam In New York leerde hij in 1942 Peggy Guggenheim kennen, die kunst verzamelde en financierde met de miljoenen die ze had geërfd van haar vader Benjamin, die was omgekomen op de Titanic. Pollock werd een protegé van Guggenheim: ze betaalde hem elke maand 150 dollar voor één tentoonstelling per jaar en vroeg hem ook om een muurschildering te maken voor de hal van haar huis in New York, Mural (1943). Maar Pollock vocht ook tegen demonen. De gewoonte om op kunstenaarsfeestjes een glas te drinken mondde uit in een alcoholverslaving. Pollock was in behandeling bij een psychiater, die hem in 1938 een paar maanden liet opnemen. Een boot en een geit De verhuizing naar Springs moest een nieuw begin betekenen, weg van de stad, die inspireerde maar tegelijk contraproductief werkte voor Pollock. Het 19de-eeuwse landhuis kostte 5.000 dollar, maar Pollock en Krasner hadden amper geld, dus leende Guggenheim hen 2.000 dollar. Pollock en de Joodse Krasner hadden elkaar leren kennen in 1941 en trouwden in oktober 1945, twaalf dagen voor ze naar Springs verhuisden. De eerste winter in het nieuwe huis was overleven: een badkamer en verwarming waren er niet, er stond alleen een kachel in de keuken. ‘Kolen werden bovendien gerantsoeneerd, vlak na de oorlog’, vertelt Harrison. ‘Ze kregen maar een emmer kolen per dag. Als de kolen op waren, gingen ze naar bed. Het was ijskoud.’ ‘Life is a little tuff on a city slicker’, schreef Pollock in een brief aan zijn broers – ‘het leven is hier best lastig voor een stadsmens’ (de beste speller was hij niet). Hij draaide snel bij. Wandelingen op de nabijgelegen stranden en door de duinen maakten hem euforisch. De stadsman werd een natuurmens. In die tijd was dit deel van Long Island landbouwgebied met vooral aardappelvelden en uitgestrekte weilanden. Pollock zocht en vond voldoening in bakken en tuinieren, net als Krasner – die niet eens wist hoe ze water moest koken toen ze Pollock leerde kennen, zoals te zien is in de film Pollock (2000), met Ed Harris en Marcia Gay Harden in de hoofdrollen. Toen ze net in Springs woonden, schreef Pollock in een brief aan een van zijn broers dat hij ‘a boat and a goat’ had, en dat hij – een beetje naïef – hoopte te kunnen overleven op geitenmelk en visvangst. Gelukkig was er de Springs General Store, een buurtwinkel waar de schilder al snel een lopende rekening had, die hij één keer zelfs betaalde met een van zijn schilderijen. De vorige eigenaars hadden het landhuis van vloer tot nok volgestouwd. Pollock en Krasner haalden het leeg en schilderden de muren wit als in een galerie, zodat hun schilderijen beter tot hun recht kwamen. Ze ontvingen graag mensen uit New York in de woonkamer, uit vriendschap of carrièreoverwegingen. Dan ging Pollock met de gasten clams vangen in de kreek achteraan in de tuin, die hij met een rotvaart openmaakte, maakte hij luchtige pannenkoeken en bakte hij brood en appeltaart – hij won ooit de eerste prijs in een lokale taartwedstrijd. Pollocks spaghettisaus was uitmuntend, aldus Krasner. De schilder legde een groentetuin aan en was kinderlijk trots op zijn aubergines. In Jungle Pete’s Tavern was ‘clam-talk’ een favoriete bezigheid van Pollock en de lokale vissers: de vangst van de dag bespreken, en hoe ze te bereiden. Jackson Pollock in zijn atelier, op de achtergrond Lee Krasner. <br/> © <div class="credit">rr</div> Jackson Pollock in zijn atelier, op de achtergrond Lee Krasner. © rr Zijn handgeschreven recepten werden na zijn dood teruggevonden en gebundeld in het boek Dinner with Jackson Pollock. Krasners pot om kreeft te koken staat nog in de keukenkast. Kikkertjes in de kreek De tuin van het huis geeft uit op de Accabonac Creek, een riviertje dat naar een inham van de zee leidt. Toen Pollock en Krasner hun intrek namen, werd het uitzicht belemmerd door een schuur die dienstdeed als opslagplaats voor tuin- en hengelmateriaal. In de zomer van 1946, na de eerste barre winter, liet Pollock met een tractor de schuur in haar geheel verslepen naar de noordkant van het perceel, uit het zicht. Waar de schuur ooit stond, ligt nog de oorspronkelijke betonvloer. Tot dan werkte Pollock aan zijn schilderijen in een kamer op de eerste verdieping van het huis, Krasner had een atelier op het gelijkvloers. Zodra de schuur een nieuwe plaats had gekregen, maakte Pollock er zijn atelier. Hij gooide de ruimte open en liet een groot raam installeren om bij daglicht te kunnen werken – elektriciteit was er niet. Hij schilderde de Accabonac Creek series, waarin hij voor het eerst heldere kleuren gebruikte – de omgeving stemde hem duidelijk optimistisch. In een tweede reeks, Sounds in the grass, gebruikte hij een abstracte beeldentaal om te beschrijven wat de natuur met hem deed: de zon op het water, een zomerdag, kikkertjes in de kreek. Het atelier in de tuin. Pollock liet de schuur verslepen met een tractor. Het atelier in de tuin. Pollock liet de schuur verslepen met een tractor. Hier had Pollock eindelijk plaats genoeg om zijn monumentale doeken op de houten vloer te leggen en zijn techniek van het actionpainting te perfectioneren. Langs alle kanten nam hij een aanloopje en slingerde verf op het doek – olieverf, maar ook vloeibaar email voor radiatoren en muurverf. Hij gebruikte een paletmes, een stok of een spuit, soms een borstel, maar die raakte het doek zelden. Soms gebruikte hij spijkers, keien en zand om diepte en structuur te creëren. Het was voor Pollock een manier om zijn gevoelens te structuren en in iets positiefs om te zetten. ‘De vloer is perfect voor mij’, zei hij in 1947 in het tijdschrift Possibilities. ‘Ik kan vrij bewegen aan de buitenkant. Dan ben ik ook vrij binnenin, zodat een kracht wordt ontketend die de werken maakt.’ De schilderijen ontstonden gaandeweg, maar vrijblijvend waren ze nooit. ‘Pas na een soort opwarming krijg ik zicht op wat ik werkelijk aan het doen ben’, liet hij optekenen. ‘Ik ben niet bang om dingen te veranderen, of zelfs het schilderij te vernielen, omdat het zijn eigen leven leidt. Alleen als ik het contact met het schilderij verlies, wordt het een zootje.’ image Een bezoek aan het atelier is een verbluffende ervaring. Het is intact en je verwacht elk moment dat Pollock binnenstapt – zijn verfpotten staan er nog, je ziet zijn voetstappen op de vloer (soms stapte hij door zijn natte schilderijen), de planken zitten onder de verfspatten. In het halletje staan de schoenen van Lee Krasner, die na de dood van Pollock het atelier overnam. De verfspatten op de muur zijn van haar. Een glas whisky Tegen 1950 was Jackson Pollock beroemd als vaandeldrager van het abstract expressionisme. Geen enkele Amerikaanse kunstenaar was in Europa bekender dan hij. In augustus 1949 kopte het magazine Life: ‘Jackson Pollock: Is he the greatest living painter in the United States?’ In 1950 kocht het Moma een werk van hem aan. In dat jaar kwam ook de kentering. De Duitse fotograaf Hans Namuth wilde Pollock portretteren in zijn atelier, om duidelijk te maken dat de techniek van actionpainting en dripping niet zo vrijblijvend en eenvoudig was als sommige critici dachten. Pollock, die zwijgzaam en timide was, zei toe, aangemoedigd door Krasner. Namuth maakte zwart-witportretten van Pollock, maar vond dat ze de dynamiek van zijn werkwijze te weinig vatten. Liever wilde hij een film maken over Pollock, in kleur. In november 1950 bracht Namuth een nieuw bezoek aan Pollock in Springs. Hij vroeg hem om in de tuin, bij daglicht, live een schilderij te maken op een glazen plaat waardoor hij Pollock filmde. Pollock begon te schilderen, maar besefte dat hij dat helemaal niet wilde: schilderen was voor hem een intiem proces, dit voelde als een toneelstukje, alsof hij zijn ziel verkocht. De twee kregen ruzie, waarop Pollock, die twee jaar niet meer had gedronken, in rechte lijn naar binnen liep en een glas whisky inschonk. Vandaar ging het van kwaad naar erger. Zijn kunst werd overal ter wereld tentoongesteld en bejubeld, Pollock werd een levende mythe, maar vanaf 1954 maakte hij amper nog schilderijen; een groot aangekondigde expo draaide uit op een retrospectieve bij gebrek aan nieuw werk, ook de verkoop viel flink tegen. Pollock besefte dat zijn carrière voorbij was. Hij liet in de tuin enorme keien opgraven. Het plan was om ze te beeldhouwen, maar hij kwam er niet toe. Pollock kroop vaak dronken achter het stuur en had meerdere auto-ongevallen. Het huwelijk van Pollock en Krasner belandde in een crisis. In februari 1956 leerde Pollock de 26-jarige Ruth Kligman kennen, een beginnende kunstenares. De twee kregen een affaire. image Op 12 augustus 1956 kreeg Lee Krasner telefoon, ze was op vakantie in Parijs. Pollock was de avond voordien verongelukt. Hij was op weg naar een jazzoptreden, samen met zijn minnares en een vriendin van haar, Edith Metzger. Om onduidelijke redenen maakte hij rechtsomkeert en belandde tegen een boom in zijn eigen straat. Pollock en Metzger waren op slag dood, Kligman overleefde het. Na de dood van haar man bracht Lee Krasner elke zomer door in Springs. Ze stierf in 1984. Het huis en het atelier zijn sindsdien een nationaal historisch museum. Naast het fornuis hangen nog pannenlappen – misschien ruiken ze wel naar pannenkoeken. In de tuin liggen nog altijd de vier gigantische keien waarvan Pollock misschien ooit beelden had gemaakt. De tuin geeft uit op de Accabonac Creek. De tuin geeft uit op de Accabonac Creek. Het Pollock-Krasner House is te bezoeken van mei tot en met oktober, ruim op voorhand reserveren is verplicht via stonybrook.edu/pkhouse. Het is het best bereikbaar met de trein vanuit Penn Station in New York (2,5 uur), vanuit East Hampton is het een kwartier met de taxi. Dit is de laatste aflevering in een reeks over kunstenaars en hun tuinen. Lees ook Ook kunst houdt de vrouw op haar plaats"
@
"Jackson Pollock’s house and studio "
@
"Une grange modeste où Pollock a laissé son atelier comme s'il allait y revenir d'une minute à l'autre."
@